Archeologisch monument Jagerskreek

 

Het monument werd op 13 september 2008 onthuld door Professor dr. Louwe Kooijmans en toenmalig wethouder Marjolijne Lewis. Foto: Aad van der Voorn.

 

Rond 2.500 voor Christus leefden op een oeverwal van de kreek bij Hekelingen mensen die behoorden tot de zogenaamde ‘Vlaardingen-cultuur’  (3000-2800 voor Christus). Na het dichtslibben van de kreek vertrokken ze.

Een deel van de oeverwal bestaat nog steeds en ligt in de wijk De Akkers-Vriesland. Het wordt beschermd als archeologisch monument.  De polder Vriesland is een van de weinige stukken ‘oud land’ die gespaard zijn gebleven bij de uitbraken van de zee na de Romeinse tijd.

Steentijd
De vindplaats is een dichtgeslibde getijdegeul met aan weerszijden een smalle, lage oeverwal. Op de noordelijke oeverwal, midden in de polder, lag de woonplaats.  Over een strook van tenminste 150 m zijn vondsten gedaan. Bij de opgravingen in 1950 en 1980 kwamen werktuigen van steen en been tevoorschijn, maar ook huidplaten van steuren. Een steur heeft namelijk beenplaten in plaats van schubben. Het is een vis van 2 tot 4 meter lang met een gewicht van meer dan 100 kilo. De steentijdbewoners hebben hier goed van kunnen eten. De toenmalige bewoners maakten ook jacht op de bruine beer. Dit maakten de onderzoekers op uit pijl- en speerpunten die gevonden werden en de helft van een manshoge boog. Uit gevonden beenderen blijkt dat er ook gejaagd werd op ree, edelhert, everzwijn, bever, otter en bunzing. Tijdens de opgravingen zijn er vele duizenden vondsten gedaan die een goed beeld geven van de materiële cultuur: eenvoudige potten zonder versiering, benen priemen en beiteltjes maar ook brokstukken van slijp en maalstenen.

Bronstijd
In de bronstijd (2000 – 800 voor Christus) verdwijnt de bewoning in deze gebieden. In de kleilaag die de steentijdwoonplaats bedekte, zijn nog wel sporen van bewoning aangetroffen uit ongeveer 1600 voor Christus, de vroege Bronstijd. Deze sporen bestonden uit houten paaltjes en scherven van wikkeldraadbekeraardewerk. Aan het eind van de Bronstijd maakt Voorne-Putten deel uit van een veengebied.

Opgravingen
De kans is groot dat er nog meer steentijdsporen in de bodem aanwezig zijn. In 1967 werden er een aantal vondsten gedaan op een terrein westelijk van de ringdijk. Een paar jaar later moest er weer een pijpleiding aangelegd worden en opnieuw werden er vondsten gemeld. Er was een opgraving voorbereid, maar omdat het tracé van de pijpleiding gewijzigd werd, is die opgraving er niet gekomen. In januari 1980 werd in de Rijkscommissie voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek de kwestie Spijkenisse besproken. De uitbreiding van Spijkenisse naar de polder Vriesland voltrok zich in een behoorlijk tempo. Net op tijd konden er maatregelen getroffen worden om archeologische vindplaatsen veilig te stellen. Later bleek dat het beschermde terrein te klein was begroot, dus de bodem bevat nog veel geheimen. De Rijkscommissie kreeg het helaas niet voor elkaar om de hele kreekrug tot monument te laten verklaren. De bouwplannen van een deel van de Akkers waren al zo ver dat bescherming van de eventuele woonplaatsen niet meer mogelijk was. Er werd in hoog tempo onderzoek verricht. Op de noordelijke oeverwal vonden de onderzoekers een aantal woonplaatsen die dicht bij elkaar lagen. Bij de archeologen staat deze vindplaats bekend onder Hekelingen III.

 

Brokken veldsteen van de opgraving bij Hekelingen. Foto: A. Bruyn/Rijksdienst voor het oudheidkundig onderzoek

Bewerkte tanden, beenderen en hoorn. Foto: A. Bruyn/Rijksdienst voor het oudheidkundig onderzoek